Geurhinder en veehouderij: aanpassing geurregelgeving

Sector: Agrarisch
Minister Heijnen (IenW) informeerde op 7 juli 2023 de Tweede Kamer over de uitgangspunten voor het aanpassen van de geurregelgeving voor veehouderijbedrijven. Dit gaat zowel om het voorkomen van nieuwe situaties met een onaanvaardbare geurbelasting als het verminderen van bestaande overlast. In dit artikel staan de belangrijkste aandachtspunten.

 

Uitgangspunten

Als het gaat om geur, wil het kabinet een betere balans tussen economische belangen en milieubelangen. De minister wil de regelgeving rondom geurhinder van veehouderijen daarom wijzigen aan de hand van de volgende uitgangspunten:

  1. Normen worden aangescherpt en standaard- en grenswaarden herzien;
  2. Voor alle bedrijven, ook bestaande situaties, komen geurnormen;
  3. De minister verkent de mogelijkheden om, vooruitlopend op de wijziging van de regelgeving, de geurbelasting bij bestaande situaties eerder onder tenminste de hoogste grenswaarde te brengen.

Hieronder gaan we verder in op de uitgangspunten. De basis hiervan is de regelgeving voor geur zoals opgenomen in de Omgevingswet (die per 1 januari 2024 in werking treedt).

 

 

Aanscherping normen

Wat is de huidige situatie? In de regelgeving is bepaald dat de geur van een activiteit op een geurgevoelig gebouw aanvaardbaar moet zijn. Dit betekent dat gemeentes moeten beoordelen of waarden, afstanden of gebruiksregels bij plannen leiden tot een aanvaardbaar hinderniveau.

Ook moet een gemeente zich houden aan regels die gelden voor stallen voor landbouwhuisdieren. In deze regels staan voor landbouwhuisdieren met een geuremissiefactor 2 typen waarden: standaardwaarden en grenswaarden. Om een aanvaardbaar geurhinderniveau te bereiken, kan de gemeente de standaardwaarde overnemen in het omgevingsplan. De gemeente kan echter ook afwijken van deze standaardwaarden, zolang dit onder de gestelde grenswaarden blijft. Deze grenswaarden liggen hoger dan de standaardwaarden.

Wat wil de minister aanpassen? De minister wil zowel de grenswaarden als de standaardwaarden in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) aanscherpen. De minister noemt echter nog geen hoogte van de nieuw te hanteren waarden. In deze afweging zal de minister ook rekening houden met de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die daarin een grens van 19,4 odour hanteert.

Bestaande situaties en grenswaarden

De regelgeving gaat gelden voor wijzigingen aan en nieuwbouw bij veehouderijen. Als een veehouderij al bestond voor het inwerking treden van de nieuwe wet, wordt die situatie gerespecteerd en gehandhaafd. Zolang er geen veranderingen plaatsvinden, kan het bedrijf dus blijven werken op dezelfde manier, ongeacht de hoeveelheid geuruitstoot.

Echter zal de overheid voor bestaande situaties wel een overgangstermijn in het Nationaal Programma Landelijk gebied opnemen. Heeft jouw bedrijf op dit moment een vergunning voor een geuroverbelaste situatie? Houdt dan goed het NPLG en de provinciale aanpak in de gaten om na te gaan wanneer jij mogelijk de geuruitstoot van jouw bedrijf aan moet passen.

Vervallen 50%-regeling

Voor bestaande veehouderijen met een geuroverbelaste situatie die een nieuwe vergunning aanvragen voor meer vee geldt nu de zogenaamde 50%-regeling. Het idee erachter is dat een bedrijf dan kan uitbreiden en tegelijkertijd een efficiënter systeem zal toepassen. Daardoor zal de overbelaste situaties dan minder overbelast worden. Doordat de prestaties van de geurreducerende maatregelen en technieken niet altijd even betrouwbaar zijn, is deze regeling echter niet meer wenselijk.

Omdat bij nieuwe regelgeving bestaande situaties allemaal aan de geurnormen moeten gaan voldoen, wordt deze 50%-regeling overbodig en komt daarom te vervallen.

Bestaande situaties onder geurnorm brengen

Om bestaande situaties eerder aan ten minste de hoogste grenswaarde te laten voldoen, kijkt de minister ook of de overheid aanvullende regelgeving kan gebruiken. Daarbij overweegt de minister verschillende maatregelen, zoals technische of managementmaatregelen, of het opstellen van een geurbeheersplan. Deze maatregelen zouden kunnen helpen om de geurbelasting in de bestaande situaties te verminderen en te voldoen aan de hoogste grenswaarde.

De Crisis- en herstelwet biedt gemeenten in Noord-Brabant, Gelderland en Limburg de mogelijkheid om bestaande overlast te verminderen. Ze kunnen vergunningen aanpassen of zelfs (gedeeltelijk) weigeren, met als doel de geurbelasting te verminderen in situaties waar sprake is van overbelasting. Dit lijkt overigens in strijd met de eerdere opmerking van de minister dat bestaande situaties kunnen blijven bestaan.

Uitspraak rechtbank Oost-Brabant

Onlangs heeft de rechtbank Oost-Brabant een vergunning van een veehouderijbedrijf vernietigd waarin de 50%-regeling is toegepast. De rechtbank oordeelde dat voor de vaststelling van artikel 3 lid 4 van de Wet geurhinder en veehouderij (de 50%-regeling) er een strategische milieubeoordeling had moeten plaatsvinden. Dat is niet gebeurd en daarom had de gemeente, volgens de rechter, geen gebruik mogen maken van de 50%-regeling bij de verlening van de vergunning.

Wij merken dat een aantal omgevingsdiensten deze uitspraak van de rechtbank Noord-Brabant al gebruikt bij het beoordelen van vergunningaanvragen. Een aantal omgevingsdiensten weigeren de 50%-regeling nu toe te passen.

Hoe nu verder?

In de komende maanden zal de minister de genoemde uitgangspunten verder uitwerken wat zal leiden tot het wijzigen van de regelgeving met betrekking tot geur. Of de val van het kabinet nog gevolgen heeft voor het aanpassen van de geurregelgeving, is nog onduidelijk.

Meer weten?

Heb je vragen over de gevolgen van deze kamerbrief? Of wil je meer weten over jouw specifieke situatie? Neem contact op met Karlijn Waaijman voor meer informatie.

Neem contact op met Karlijn Waaijman

Neem contact op met Karlijn Waaijman

Adviseur Ruimtelijke Ordening en Milieu

Scroll naar boven